Kamervragen: stijging studierente naar 2,56%

Gepubliceerd op 14 oktober 2023 om 19:49

De rente voor leningen van studenten stijgt per 1 januari 2024 van 0,46 procent naar 2,56 procent. Ook de mbo'ers gaan 2,56 procent rente betalen. Zij betalen nu nog 1,78 procent. De verhoging van de rente is het gevolg van de stijgende rente die de overheid moet betalen op leningen.

Studenten zijn boos op de overheid. Ze krijgen niet genoeg compensatie voor het studeren binnen het leenstelsel en nu komt er nog een rentestijging bovenop. Dat voelt dat als "de zoveelste middelvinger", aldus de studenten.[bron NOS] BBB en SP stellen Kamervragen over de rentestijging aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Robert Dijkgraaf.

minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap Robert Dijkgraaf D66

Afbeelding @Martijn Beekman

Inhoudsopgave

Kamervragen rentestijging studieschuld

Hieronder lees je de Kamervragen die BBB en SP schriftelijk gesteld hebben aan de minister. De minister heeft drie weken de tijd om de vragen te beantwoorden. Het Tweeminutendebat waar Kamerlid Peter Kwint van de SP naar verwijst, vindt plaats op 23 oktober 2023.

Kamervragen BBB

Kamerlid Nicki Pouw-Verweij van de BBB stelt op 9 oktober 2023 aan minister Robert Dijkgraaf de volgende Kamervragen:

  1. Bent u bekend met het bericht waarin wordt gesteld dat studenten volgend jaar ruim vijf keer meer rente moeten betalen over hun studielening?
    Reactie minister Dijkgraaf
    1. Ja.
  2. Kunt u dit nieuws bevestigen? Zo ja, wat is uw reactie op deze ontwikkeling?
  3. Kunt u uitleggen waarom de studierente zo drastisch wordt verhoogd, terwijl het kabinet eerder beloofde de onderwijslastendruk voor studenten te verlichten?
    Reactie minister Dijkgraaf
    1. Antwoord 2 en 3
      De rente voor 2024 is vastgesteld op 2,56% voor studenten die in 35 jaar terug betalen (nieuwe stelsel) en op 2,95% voor studenten die in 15 jaar terug betalen (oude stelsel). In 2023 lagen deze percentage op respectievelijk 0,46% en 1,78%.

      De rente wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de berekeningswijze die daarvoor in de Wet studiefinanciering 2000 (hierna: Wsf 2000) is vastgelegd. Deze rente is gekoppeld aan de rente die de Staat betaalt op leningen die zij zelf aangaat. Dat is niet nieuw, maar gold ook al in het stelsel vóór het leenstelsel. Deze rente is het afgelopen jaar gestegen en daarmee stijgt ook de rente op de studielening. De bepaling van de rente is dus ook niet een keuze die het kabinet ieder jaar maakt.

      De verschuldigde rente wordt, tenzij deze direct wordt betaald, opgeteld bij de langlopende schuld. Voor die schuld, waar dus ook de rente onder valt, gelden sociale terugbetaalvoorwaarden. Zo wordt er rekening gehouden met de draagkracht van de oud-student. Dat betekent dat als het inkomen beperkt is, er niet of minder hoeft te worden terugbetaald. Daarnaast hebben alle oud-studenten de mogelijkheid om een aflosvrije periode in te zetten van 60 maanden. In die periode wordt het terugbetalen tijdelijk gepauzeerd. Een eventuele restschuld aan het einde van de looptijd wordt kwijtgescholden.

  4. Hoe kijkt u aan tegen een zogeheten bandbreedte tussen de 2% en de 4% aan rente?
    Reactie minister Dijkgraaf
    1. Een bandbreedte zorgt ervoor dat extreme pieken en dalen in de rente op staatsobligaties niet doorwerken in de rente op studieleningen. Dit geeft oud-studenten meer zekerheid in de maandelijkse terugbetaling. Het nadeel van een bandbreedte is dat de rentekosten die de overheid betaalt en de rente die bij de studenten in rekening wordt gebracht over tijd uit de pas kunnen gaan lopen. Afhankelijk van de ontwikkeling van de rente op staatsobligaties kan dit nadelige financiële gevolgen hebben voor zowel de student als de overheid. In welke mate dit het geval is bij een bandbreedte tussen 2% en 4% zou nader onderzocht moeten worden.
      Op dit moment zie ik geen reden voor fundamentele aanpassing in het stelsel, zie ook mijn evaluatie over de rente op studieleningen die ik naar uw Kamer heb gestuurd. In deze evaluatie worden alternatieve beleidsopties inzichtelijk gemaakt, die een volgend kabinet desgewenst kan gebruiken om het stelsel aan te passen.
  5. Zou het mogelijk een optie kunnen zijn dat de ontvangsten die uit de rente vloeien weer terugvloeien in de onderwijskas? Zo nee, waarom niet?
    Reactie minister Dijkgraaf
    1. Er is bewust voor gekozen om de rente op studieleningen niet naar de OCW-begroting te laten vloeien. De rente op studieleningen wordt behandeld als zogeheten generaal dossier op de Rijksbegroting. Dit betekent dat hogere renteontvangsten niet worden ingezet voor extra bestedingsruimte op de OCW-begroting, en andersom leiden lagere renteontvangsten ook niet tot de noodzaak om te bezuinigen op de OCW-begroting. Autonome schommelingen van de rente hebben dus geen invloed op de hoogte van de onderwijsbegroting, wat de voorspelbaarheid en stabiliteit de beschikbare middelen voor het onderwijs ten goede komt.
  6. Het collegegeld is de afgelopen 10 jaar aanzienlijk gestegen, bent u voornemens om de financiële toegankelijkheid van het onderwijs hoog te houden, en welke opties ziet u om dit te waarborgen?
    Reactie minister Dijkgraaf
    1. Sinds afgelopen september is de basisbeurs terug in het hoger onderwijs. Dat biedt studenten meer financiële rust. De basisbeurs, en de andere studiefinancieringsbedragen, worden bovendien jaarlijks geïndexeerd om te zorgen dat die meestijgen met de inflatie.

      Specifiek voor het collegegeld geldt dat de wijze van indexering recentelijk is aangepast. De wijze van indexeren was gevoelig voor incidentele pieken en dalen van de inflatie. De indexatie wordt nu berekend door te kijken naar de gemiddelde procentuele wijziging van de consumentenprijsindex over één jaar. Het jaargemiddelde wordt berekend op basis van de gemiddelde consumentenprijsindex over de periode mei tot en met april voorafgaand aan de vaststelling van het collegegeld. Dit zorgt voor meer voorspelbaarheid en stabiliteit. Dit geldt overigens ook voor de indexering van het les- en cursusgeld. Voor het collegegeld geldt daarnaast dat de hoogte van het collegegeldkrediet mee stijgt met de stijging van het collegegeld.

  7. Zou u aan kunnen geven wat de verhoging van het rentepercentage op de studieschuld doet met de koopkracht van een net afgestudeerde starter?
    Reactie minister Dijkgraaf
    1. De eerste twee jaar na afstuderen hoeft een oud-student niet af te lossen. De oud-student zit dan in de zogenoemde aanloopfase. Daarna komt de oud-student in de aflosfase en start hij of zij met aflossen.

      Het is moeilijk om een eenduidig antwoord te geven op het effect van het rentepercentage op de koopkracht in de aflosfase, omdat de situatie sterk afhankelijk is van andere factoren, zoals de woon- en werksituatie, het inkomen en het vermogen waarmee bijvoorbeeld versneld kan worden afgelost. Wel kan worden gesteld dat een stijging van de rente in de eerste jaren van de aflossing zorgt voor hogere rentelasten, omdat een studieschuld zich het meest laat vergelijken met het aflossen van een annuïtaire hypotheek, waardoor in het begin relatief meer rente wordt betaald.

      DUO houdt echter rekening met de persoonlijke situatie bij de hoogte van de betaling van rente en aflossing op de studieschuld, zodat deze nooit te hoog wordt. Zo is er de draagkrachtregeling en kan een student gebruik maken van een aflossingsvrije periode (van maximaal 5 jaar). Indien dit niet toereikend is, kan DUO met de oud-student ook op individueel niveau kijken naar maatwerkoplossingen. Hierdoor betaalt de oud-student nooit meer dan hij of zij kan dragen, ook aan rente.

  8. Hoe kijkt u aan tegen het niet meer mee laten tellen van de studieschuld bij een hypotheekaanvraag en zou u dit willen realiseren?
    Reactie minister Dijkgraaf
    1. In het verleden is al meermaals aandacht besteed aan het meewegen van de studieschuld bij een hypotheekaanvraag,,,,,,,. Het standpunt van het kabinet is hierin niet veranderd. Het kabinet vindt het belangrijk dat hypothecaire kredieten op verantwoorde wijze worden verstrekt. In het kader daarvan zou het onverstandig zijn om studieschulden niet te betrekken bij het bepalen van de maximaal verantwoorde hypotheek. Het betreft namelijk een schuld die, zij het onder gunstigere voorwaarden dan andere leningen, afgelost moet worden. Deze aflossingen en rentebetalingen beïnvloeden vervolgens de ruimte die huishoudens overhouden in hun budget voor maandelijkse hypotheekverplichtingen.
  9. Zou u aan kunnen geven of en hoe de verhoging van het rentepercentage op de studieschuld de maximale hypotheekaanvraag beïnvloedt? Zo ja, kunt u de volgende vier scenario’s uitwerken:
    1. Een starter met een studieschuld van 30.000 euro doet een hypotheekaanvraag onder het oude rentepercentage; wat is het maximale bedrag dat deze persoon kan krijgen met een salaris van bruto 2.500 euro?
    2. Een starter met een studieschuld van 30.000 euro doet een hypotheekaanvraag onder het nieuwe rentepercentage; wat is het maximale bedrag dat deze persoon kan krijgen met een salaris van bruto 2.500 euro?
    3. Een starter met een studieschuld van 15.000 euro doet een hypotheekaanvraag onder het nieuwe rentepercentage; wat is het maximale bedrag dat deze persoon kan krijgen met een salaris van bruto 2.500 euro?
    4. Een starter zonder studieschuld doet een hypotheekaanvraag onder het oude rentepercentage; wat is het maximale bedrag dat deze persoon kan krijgen met een salaris van bruto 2.500 euro
      Reactie minister Dijkgraaf
      Door de renteverhoging zal het maandelijkse termijnbedrag van de oud-student toenemen. Daardoor zal de maximale hypotheek afnemen. Voor de gevraagde berekeningen verwijs ik naar onderstaande tabel, waarbij voor de berekening van de maximale hypotheek uitgegaan is van een hypotheekrente van 4,5%. Dit is op dit moment een gangbare rente voor een hypotheek met NHG-garantie en een rentevastperiode van tien jaar. Een maandsalaris van 2.500 bruto houdt een jaarsalaris in van 32.400 inclusief vakantiegeld. Tevens is gerekend voor een oud-student die een studieschuld heeft opgebouwd onder het leenstelsel (aflosperiode van 35 jaar) en als alleenstaande een woning koopt met energielabel C, uitgegaan van de financieringslastpercentages uit de leennormen van 2024
Studieschuld Rente op studieschuld Maximale hypotheek
€ 30.000 0,46% € 119.151
€ 30.000 2,56% € 111.536
€ 15.000 2,56% € 124.884
€ - n.v.t. € 138.233

Voor de volledigheid wil ik hierbij vermelden dat vanaf 1 januari 2024 de actuele last van de studielening bepalend wordt voor de leenruimte van oud-studenten. Vanaf dat moment wordt niet meer gekeken naar de oorspronkelijke studielening, zoals nu het geval is. Met deze aanpassing wordt voor oud-studenten op verantwoorde wijze in elke situatie de impact van een studielening op de maximaal toegestane hypotheek zo veel mogelijk beperkt. Over deze wijziging bent u recent geïnformeerd in de Kamerbrief over de leennormen hypothecair krediet 2024.

10. Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?

Ik heb getracht de antwoorden zo spoedig mogelijk te beantwoorden.

Kamervragen SP

Op 11 oktober 2023 heeft Kamerlid Peter Kwint van de SP de volgende vragen aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Robert Dijkgraaf van de D66 gesteld over de rentestijging.

  1. Wat is uw reactie op het bericht "Rente op studieschuld vanaf volgend jaar meer dan vijf keer zo hoog", van de NOS?
    Reactie minister Dijkgraaf
    1. De rente voor 2024 is vastgesteld op 2,56% voor studenten die in 35 jaar terug betalen (nieuwe stelsel) en op 2,95% voor studenten die in 15 jaar terug betalen (oude stelsel). In 2023 lagen deze percentages op respectievelijk 0,46% en 1,78%.

      De rente wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de berekeningswijze die daarvoor in de Wet studiefinanciering 2000 (hierna: Wsf 2000) is vastgelegd. Deze rente is gekoppeld aan de rente die de Staat betaalt op leningen die zij zelf aangaat. Dat is niet nieuw, maar gold ook al in het stelsel vóór het leenstelsel. Deze rente is het afgelopen jaar gestegen en daarmee stijgt ook de rente op de studielening. De bepaling van de rente is dus ook niet een keuze die het kabinet ieder jaar maakt.

      Ik kan mij voorstellen dat studenten en oud-studenten daar zorgen over hebben. Ik wil daarbij benadrukken dat een student de rente niet nu betaalt, maar dat deze samen met de lening terugbetaald wordt. Op dat moment wordt rekening gehouden met de draagkracht. Als de oud-student geen of een beperkt inkomen heeft, hoeft hij of zij niet of minder terug te betalen. Ook voor de rente geldt dus dat de oud-student nooit meer betaalt dan hij of zij kan dragen.

  2. Hoe rijmt u uw eigen uitspraak "Daarom willen we als kabinet de studenten financiële rust bieden" met deze verhoging van de rente op studieschuld?
    Reactie minister Dijkgraaf
    1. De herinvoering van de basisbeurs in het hoger onderwijs zorgt voor meer financiële rust bij studenten. De berekening van de rente is niet aangepast met de herinvoering van de basisbeurs. De situatie waarin de rente een aantal jaren op 0% heeft gestaan, was uitzonderlijk. Dat deze nu weer hoger is, is gelet op de economische situatie niet gek. Ik kan mij wel voorstellen dat studenten en oud-studenten zich daar zorgen over maken.
  3. Wat is uw reactie op de uitspraak "Studenten hadden verwacht dat de rente altijd nul zou blijven. Bij de 0,46 procent vorig jaar waren heel veel mensen al in een soort shock. Je treft hier juist de studenten mee die van de lening afhankelijk zijn geweest om hun studie en huur te bekostigen"?
    Reactie minister Dijkgraaf
    1. Er is nooit beloofd dat de rente op 0% of laag zou blijven. Wel is gezegd dat het een gunstige lening betreft. Daar sta ik ook nog steeds achter. De rente is nog steeds vele malen lager dan de rente op de markt, door de koppeling met de rente die de Staat betaalt. Door de goede kredietwaardigheid van de Nederlandse staat is deze rente altijd gunstiger dan de marktrente.

      Desalniettemin kan ik mij voorstellen dat studenten en oud-studenten zich zorgen maken. De rente hoeft pas te worden betaald op het moment dat ook de studielening wordt terugbetaald en daarvoor gelden sociale terugbetaalvoorwaarden. Zo wordt gekeken naar de draagkracht van de oud-student, kan iedere oud-student aflosvrije maanden inzetten en wordt de restschuld aan het einde van de looptijd kwijtgescholden.

  4. Wat is uw reactie op de uitspraak "Het is heel pijnlijk voor de toegankelijkheid van het onderwijs."
    Reactie minister Dijkgraaf
    1. Het doel van studiefinanciering is om de financiële toegankelijkheid van het vervolgonderwijs te borgen. Die financiële toegankelijkheid is altijd een gedeelde verantwoordelijkheid tussen de overheid, de ouders en de student zelf.

      In het verleden – vóór het leenstelsel – heeft de rente vaker dit niveau gehad en is deze ook hoger geweest. Er zijn toen geen signalen geweest dat studenten niet gingen studeren vanwege het renteniveau. Bovendien is het van belang dat de rente niet direct hoeft te worden betaald en dat deze uiteindelijk via sociale terugbetaalvoorwaarden wordt terugbetaald.

  5. Bent u bereid om toe te zeggen dat de rente op studieschuld in de toekomst niet nog verder zal stijgen? Zo nee, waarom niet?
    Reactie minister Dijkgraaf
    1. Nee, die toezegging kan ik niet doen. In de huidige rentesystematiek is de rente gekoppeld aan de rente die de Staat betaalt en dat betekent dat de rente weer kan stijgen of kan dalen. Daarmee is het een systeem dat in alle soorten economische situaties werkt. Een eventuele wijziging van dit systeem is aan een volgend kabinet. Hieraan zijn ook budgettaire consequenties verbonden.
  6. Deelt u de mening dat de meerderheid van de studenten die hebben gestudeerd onder het schuldenstelsel, de nu toch al karige compensatie voor dit schuldenstelsel, kwijt is aan de verhoging van de rente?[1]
    Reactie minister Dijkgraaf 
    1. De nieuwe vastgestelde rente geldt niet voor alle studenten en oud-studenten. Tijdens de studie wordt de rente jaarlijks vastgesteld. Na afstuderen wordt de rente iedere vijf jaar vastgesteld. Deze rente gaat dus gelden voor huidige studenten en oud-studenten die in 2024 in de aanloopfase komen of waarvan de rente voor het laatst werd vastgesteld in 2019, 2014, etc.. Oud-studenten waarvoor eerder de rente is vastgesteld betalen 0% of 0,46% rente gedurende de vijfjaarsperiode die voor hen geldt.
  7. Herinnert u zich de uitspraak van uw ambtsvoorganger Bussemaker "Ik vind dat we moeten oppassen mensen leenangst aan te praten?"
    Reactie minister Dijkgraaf
    1. Ik heb het interview gelezen.
  8. Hoe rijmt u de uitspraken van uw ambtsvoorganger Bussemaker met de aangekondigde verhoging van de rente op studieschuld?
    1. Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 3 is nooit beloofd dat de rente op 0% zou blijven. De terugbetaalvoorwaarden zijn sociaal en daar sta ik nog steeds achter.
  9. Kunt u aangeven wat de hoogte is van het bedrag dat (oud)studenten extra gaan betalen bij een studieschuld van 10.000 euro? En bij een studieschuld van 30.000 euro? En bij een studieschuld van 50.000 euro?
    Reactie minister Dijkgraaf
    1. Voor het antwoord op deze vraag moeten verschillende aannames worden gedaan. Bij de berekening gaan we er vanuit dat de student is afgestudeerd, een hoog inkomen heeft en daardoor geen aanspraak maakt op een verminderde aflossing op basis van draagkracht. Verder is de aanname dat de student nog 35 jaar moet terugbetalen en hiervoor dus 0,46% rente betaalde. Voor de berekening van de totale extra kosten, wordt alleen naar de komende vijf jaar gekeken. Voor die periode wordt de rente vastgezet en na vijf jaar wordt de rente voor oud-studenten opnieuw vast gesteld. Het is daarom niet zinvol om de totale rente over 35 jaar te berekenen, aangezien het verloop van de rente onvoorspelbaar is. De rente varieert over de jaren en kan zowel hoger als lager worden. Daarnaast geldt dat momenteel de inflatie hoger is dan de rente. Zo lang dat het geval is, is de reële rente negatief.

      Met deze aannames gaat het om de volgende stijgingen op het termijnbedrag, waarbij het oude termijnbedrag ook is genoemd, en over de totale aflossing ten opzichte van de situatie met 0,46%:

Hoogste schuld Maandbedrag onder 0,46% Extra kosten maandbedrag bij 2,56% Verschil totale aflossing komende vijf jaar
€ 10.000,00 € 25,78 € 10,13 € 608
€ 30.000,00 € 77,33 € 30,41 € 1.824
€ 50.000,00 € 128,89 € 50,67 € 3.040

10. Bent u bereid om deze vragen nog voor het Tweeminutendebat Mbo (basisvaardigheden/positie en medezeggenschap van studenten) te beantwoorden? 
Reactie minister Dijkgraaf

a.Het is helaas niet mogelijk gebleken om de Kamervragen voor dit debat te verzenden.

Compensatie

[1] De compensatie waar Kamerlid Peter Kwint het in vraag 6 over heeft bedraagt € 29,92 per maand. Studenten krijgen dit bedrag alleen voor de officiële duur van je studie en als je je diploma hebt gehaald.

Dat komt neer op:

  • € 1.436 voor studenten die 4 jaar hebben gestudeerd;
  • € 359 voor studenten die in het studiejaar 2022-2023 zijn gaan studeren[bron]

OpWieMoetIkStemmen houdt je op de hoogte over dit onderwerp.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.